Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [13]Gij bergen, dat gij opsprongt als rammen? gij heuvelen! [14]als lammeren? 13. Versta hier, de bergen Sinai, Horeb en andere in de woestijn, die gesidderd en gebeefd en zich bewogen hebben, vanwege de tegenwoordigheid, van God, als Hij zijne wet gaf; Ex.19:18; hfdst.68 vs.9; Hab.3:6,10. 14. Hebr. gelijk zonen der schapen, of geiten, dat zijn lammeren. Zie ook hfdst.29 vs.6. Ps.114:7. 15. Hij wil zeggen: Gelijk gij ditmaal voor Hem hebt gebeefd, alzo zult gij ook voortaan voor Hem beven, want men is Hem vreze schuldig; Mal.1:6.